Elke april kleurt Nederland oranje. Miljoenen mensen hijsen de vlag, trekken oranje shirts aan, plakken kroontjes op hun gezichten en drinken een biertje op een plein of in de straat. Koningsdag: het nationale feest waarin Nederland haar verbondenheid viert. Niet alleen met elkaar, maar ook — opvallend genoeg — met het koningshuis. Want hoewel de roep om een republiek de afgelopen jaren luider klinkt, blijft het merendeel van de Nederlanders loyaal aan de monarchie. Waarom is dat eigenlijk zo?
Koningshuis van het volk
Allereerst speelt traditie een onmiskenbare rol. Nederlanders houden, meer dan ze soms zelf toegeven, van hun tradities. Sinterklaas, carnaval, Elfstedentocht (als hij ooit weer komt) — we koesteren die gebruiken. Het koningshuis hoort in dat rijtje thuis. Het is vertrouwd, iets wat generaties lang deel uitmaakt van de nationale identiteit. Willem-Alexander is niet zomaar een staatshoofd; hij is de zoon van Beatrix, die op haar beurt weer de dochter van Juliana was. Het koningshuis is een levende geschiedenisles, waarin de gezichten op onze euromunten dezelfde zijn als die in onze geschiedenisboeken. Die continuïteit geeft een gevoel van stabiliteit in een wereld die razendsnel verandert.
Daarnaast is er de kracht van het persoonlijke verhaal. In een republiek heb je een president, vaak gekozen na een felle verkiezingsstrijd waarin partijpolitiek de boventoon voert. Maar een koning is van iedereen. De monarch staat boven de partijen, boven de politieke vechtpartijen die het vertrouwen in de politiek vaak ondermijnen. Of je nu links of rechts stemt, religieus bent of atheïst, jong of oud: de koning vertegenwoordigt iedereen. Dat maakt hem — ironisch genoeg — democratischer in gevoel dan een gekozen president ooit zou kunnen zijn.
Willem-Alexander en Maxima
Bovendien zijn koningen en koninginnen mensen met wie we kunnen meeleven. We zagen Willem-Alexander als jonge prins, stuntelend en zoekend naar zijn plek. We zagen Máxima ontroerd bij haar huwelijk, toen “Adiós Nonino” klonk ter nagedachtenis aan haar vader. We leefden mee toen prins Friso in coma raakte en later overleed. In een tijd waarin persoonlijke verhalen steeds belangrijker zijn geworden — denk aan reality-tv, sociale media en persoonlijke influencers — past een koninklijke familie perfect. Ze zijn niet afstandelijk, maar dichtbij. Ze lachen, huilen en falen soms. En juist in hun feilbaarheid worden ze menselijk.

Critici wijzen er vaak op dat een monarchie niet meer van deze tijd is. Dat erfopvolging iets feodaals en ondemocratisch heeft. Dat is in principe waar — maar tegelijk raakt het punt de kern van de populariteit van het huis van Oranje: het overstijgt de waan van de dag. Waar presidenten na vier of vijf jaar worden vervangen en samenhangen met een politieke stroming, blijft het koningshuis constant. Juist omdat het niet gaat om verkiezingen, maar om geboorte, voelt het apolitiek en boven het gekrakeel verheven. En in een samenleving waarin polarisatie steeds vaker de boventoon voert, snakken veel mensen naar een symbool dat wél verbindt.
Een ander, vaak onderschat argument, is de marketingkracht van het koningshuis. Het is simpelweg goed voor Nederland. Buitenlandse staatshoofden worden nog altijd met groot respect ontvangen door Willem-Alexander en Máxima. Economische handelsmissies worden versterkt doordat “onze koning” persoonlijk een bezoek brengt. Máxima’s wereldwijde inzet voor microfinanciering levert Nederland diplomatieke goodwill op. Het koningshuis functioneert als een visitekaartje — stijlvol, innemend en bovenal effectief.
Het ware oranjegevoel
En dan is er nog de emotionele factor: oranjegevoel. Oranje is meer dan een kleur. Het is de kleur die supporters dragen bij het WK. De kleur die de grachten siert tijdens Koningsdag. De kleur waarin collectieve trots, plezier en saamhorigheid samenkomen. Zonder het koningshuis zou dat oranjegevoel anders zijn. Misschien wel killer, afstandelijker. Een president kan protocolair aanwezig zijn, maar een koning ís er — als symbool, als persoon, als baken van nationale identiteit.
Betekent dit dat er geen kritiek is? Zeker wel. De vakantie van Willem-Alexander naar Griekenland tijdens de coronapandemie was een gevoelige blunder. En het debat over de hoogte van de jaarlijkse toelages voor de koninklijke familie laait regelmatig op. Maar zelfs die kritiek laat zien hoe betrokken Nederlanders zich voelen bij hun koning. We mopperen op hem zoals we mopperen op familieleden: uit liefde en uit verwachting dat ze beter kunnen.
Toch maar een republiek?
Toch zal het republikeinse geluid niet verdwijnen. Zeker onder jongeren is er groeiende steun voor de vraag: waarom nog een monarchie in de 21ste eeuw? Waarom niet gewoon een gekozen staatshoofd, net zoals bijna alle andere moderne democratieën? Het zijn legitieme vragen die het koningshuis scherp houden. Maar juist omdat het koningshuis niet op verkiezingen drijft, hoeft het niet telkens opnieuw zijn bestaansrecht te bewijzen. Het bewijst zichzelf in momenten van rouw, vreugde, crisis en feest. En zolang Nederlanders bij die momenten een koning aan hun zijde wensen, blijft het koningshuis populairder dan welke republiek dan ook.
In essentie gaat het om iets dat moeilijk in wetten en reglementen te vangen is: gevoel. Vertrouwen. Trots. Verbondenheid. En zolang het koningshuis die emotionele snaar weet te raken — niet door perfect te zijn, maar door echt te zijn — is de republiek voorlopig nog ver weg.
Dus hebben we op 27 april weer massaal op de koning geproost, zongen we uit volle borst het Wilhelmus, en hulden we ons in oranje. Niet uit blinde loyaliteit, maar uit een diepgeworteld gevoel dat soms niet rationeel, maar des te krachtiger is: we horen bij elkaar. En bij hen.
Lang leve de koning.
Ontdek meer van MAYONAISE
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.