Geplaatst in

Waarom veel mensen statushouders de schuld geven van de woningcrisis, en wat de cijfers écht zeggen

Met de aanhoudende krapte op de Nederlandse woningmarkt groeit de ergernis. In radio- en tv-debatten, op sociale media en in lokale buurtgesprekken duikt steeds één naam op: statushouders, asielzoekers die een verblijfsvergunning kregen en nu een woning nodig hebben. Het publieke narratief is helder: wéér een woning voor een “nieuwkomer”, wéér minder kans voor Nederlandse gezinnen. Maar klopt die beschuldiging met harde cijfers? In dit artikel leg ik uit waarom mensen statushouders vaak, en soms onterecht,als zondebok aanwijzen, welke cijfers over 2021–2022 beschikbaar zijn, wat we wél (en níet) weten over 2023–2025, en welke onzekerheden de interpretatie moeilijk maken.

Waarom statushouders makkelijk de ‘schuld’ krijgen

  1. Zichtbaarheid en framing. Statushouders wonen vaak tijdelijk in opvanglocaties of in speciaal toegewezen wijken; hun aanwezigheid is zichtbaar en symbolisch makkelijker te duiden dan abstracte marktmechanica (bouwachterstand, gebrek aan vergunningen, investeringskeuzes). Journalisten en politici gebruiken vaak aansprekende voorbeelden, dat versterkt het idee dat statushouders “alle woningen krijgen”.
  2. Politieke retoriek en media. Politieke partijen en opinieleiders die kiezers willen mobiliseren, benadrukken voorrangsregels of ‘urgente’ toewijzingen; dat bepaalt perceptie. Wanneer een politicus zegt “statushouders krijgen voorrang”, klinkt dat concreter dan cijfers over procentuele toewijzing.
  3. Wachtlijsten en lokale pijn. Mensen die zelf al jaren inschrijven staan onder druk; wanneer zij een woning mislopen en later ontdekken dat een nieuwkomer vóórrang kreeg, ontstaat ressentiment, ook al is het aandeel klein in nationale context.
  4. Regionale concentratie. Toewijzingen zijn ongelijk verdeeld: sommige regio’s en gemeenten geven relatief meer woningen aan statushouders waardoor lokale verhalen afwijken van het landelijke plaatje. Dit voedt de algemene veronderstelling.
  5. Complexe oorzaken van woningcrisis worden genegeerd. Het woningtekort is vooral het gevolg van te weinig nieuwbouw, trage doorstroming, hoge bouwkosten en financiële keuzes van corporaties en beleggers, factoren die minder tastbaar zijn voor het publiek.

De harde cijfers (wat we zeker weten)

Het is belangrijk om te onderscheiden wát precies gemeten wordt: veel cijfers gaan over “vrijgekomen corporatiewoningen” (sociale huurwoningen die vrijkomen en opnieuw worden toegewezen), niet over álle sociale huurwoningen in een jaar. Daarnaast verschillen onderzoeken in scope (landelijk vs. grootste gemeenten) en in peiljaar. Hieronder de meest betrouwbare, recente feiten:

  • Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) rapporteert dat in 2021 ongeveer 6% van de vrijgekomen corporatiewoningen werd toegewezen aan huishoudens met (een) statushouder(s).
  • Voor 2022 publiceerde het CBS later een update: van de ruim 162.500 vrijkomende corporatiewoningen ging bijna 7% (ongeveer 11.000 woningen) naar huishoudens met statushouders. Dat is hoger dan in de jaren direct daarvoor (tussen 4–6% in de periode 2018–2021). De CBS-analyse wijst ook op sterke regionale verschillen (sommige regio’s >10%, andere rond 1–3%).
  • Diverse landelijke en regionale nieuwsanalyses en onderzoeken bevestigen dat het landelijke aandeel van vrijkomende sociale huurwoningen dat naar statushouders gaat doorgaans in de orde van grootte van 4–8% ligt, afhankelijk van jaar en meetwijze, en dat dit percentage in sommige regio’s duidelijk hoger is.

Wat níet met zekerheid te zeggen is voor 2023–2025

  • Er bestaat géén eenduidig, doorlopend landelijk statelijk register dat jaarlijks exact vermeldt welk percentage van alle sociale huurtoewijzingen in elk jaar naar statushouders ging. Het CBS en andere instanties maken analyses op basis van beschikbare data en steekproeven, en gemeenten rapporteren soms afwijkende getallen. Daardoor ontstaan uiteenlopende schattingen voor 2023 en 2024. (De overheid en CBS waarschuwen zelf dat landelijke totaalcijfers lastig te vergelijken zijn vanwege verschillen in definities en data-beschikbaarheid).
  • Enkele bronnen (onder meer enquêtes onder grote gemeenten, nieuwsitems en regionale rapporten) meldden voor 2023 cijfers die uiteenlopen: een NOS-enquête onder grote gemeenten wees in 2023 op ongeveer 8% in die gemeente-set, terwijl andere regionale berichten en analyses lagere percentages (rond 4–6%) voor dat jaar noemen. Dat verschil komt door selectie van gemeenten (grootstedelijk vs. landelijk) en of men kijkt naar vrijgekomen woningen of alle toewijzingen.
  • Voor 2024–2025 bestaan er prognoses en beleidsdoelstellingen (zoals realisatie van flexwoningen en tijdelijke huisvesting), cijfers over het aantal statushouders dat wacht op huisvesting (VluchtelingenWerk meldde begin 2025 ruim 20.000 statushouders die wachten op woonruimte bij de toegewezen gemeente) en beleidsreacties (wetsvoorstellen over schrappen van voorrang), maar geen uniforme, volledig afgeronde landelijke percentages over het aandeel sociale huurwoningen toegewezen in 2024 of 2025 die als sluitend kunnen gelden.

Samenvattend beeld voor 2023–2025 (gecontroleerde inschatting)

  • Historisch (2018–2022): meestal tussen 4% en 7% van vrijgekomen corporatiewoningen ging naar statushouders; in 2022 bijna 7%. Dit is de beste harde referentie.
  • 2023: schattingen variëren per bron en regio; enquêtes onder grote gemeenten lieten lokaal percentages rond 8% zien, maar landelijke gemiddelden kunnen lager uitvallen. Er is geen uniform landelijk CBS-getal voor 2023 dat precies vergelijkbaar is met de 2022-publicatie.
  • 2024–begin 2025: door stijgende vluchtelingenaantallen en wachtlijsten (ruim 20.000 statushouders die begin 2025 op woonruimte wachten in hun toegewezen gemeente) is de druk op lokale toewijzingen toegenomen; beleidsmaatregelen (meer flexwoningen, wetsvoorstellen over voorrang) proberen dit te dempen. Er is echter geen eenduidig, landelijk percentage beschikbaar dat aangeeft dat een groot deel van alle sociale huurwoningen in 2024/2025 naar statushouders is gegaan.

Wat de cijfers níet bewijzen, en waarom dat telt

  • Een procentueel klein aandeel kan lokaal als groot worden ervaren. Als in uw gemeente 10–12% van de vrijkomende sociale huurwoningen naar statushouders gaat, voelt dat als veel, ook al is het landelijk een fractie van alle woningen. Lokale ervaringen domineren publieke opinie.
  • Veel oorzaken zijn structureel en niet door toewijzing aan statushouders veroorzaakt. Het woningtekort ontstaat grotendeels door te weinig nieuwbouw, financiële keuzes, hoge bouwkosten en ontoereikende doorstroming. Zelfs als het aandeel dat naar statushouders gaat licht stijgt, verklaart dat slechts een klein deel van het totale tekort. Verschillende experts en analyses wijzen erop dat beleidsmaatregelen op aanbodzijde (meer bouwen, versnellen procedures) cruciaal zijn.

Beleidsreacties en discussiepunten

  • De rijksoverheid, provincies en gemeenten werken aan extra tijdelijke en flexibele woningen (ambitie: tienduizenden flexwoningen in 2022–2025) en aan maatregelen om huisvesting gelijkmatiger te verdelen. Er lopen ook politieke voorstellen om voorrang voor statushouders te beperken of gefaseerd af te bouwen, die voorstellen leiden tot felle debatten over juridische plichten van gemeenten en menselijke gevolgen.
  • Woningcorporaties en gemeenten verschillen in aanpak: sommige gemeenten zetten in op spreiding en transformatie van gebouwen; anderen hebben meer urgente woningopgaven waardoor toewijzingen aan urgente gevallen (waaronder statushouders) relatief hoger liggen. Dit verklaart regionale variatie in cijfers.

Conclusie — wat u als lezer moet onthouden

  • De emotie is begrijpelijk: mensen voelen woningdruk persoonlijk. Maar de beschikbare landelijke data (CBS) laten zien dat het aandeel van vrijgekomen sociale huurwoningen dat naar statushouders gaat meestal in de enkele procenten ligt (voor 2022 bijna 7%). Dit is relevant, maar verklaart niet de bulk van het woningtekort.
  • Lokale ervaringen kunnen sterk afwijken, in sommige regio’s is het aandeel hoger, en dat voedt de perceptie van ‘oneerlijkheid’. Daarom zijn nuances en transparantie bij lokale toewijzingen essentieel.
  • Er is geen eenduidig, jaarlijks landelijk cijfer voor 2023–2025 dat precies vergelijkbaar is met de CBS-analyses tot 2022; meerdere bronnen en gemeenten geven uiteenlopende cijfers. Dat maakt polariserende statements (zoals “x% van álle sociale woningen gaat naar statushouders”) vaak misleidend tenzij de gekozen definitie duidelijk is.

Ontdek meer van MAYONAISE

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Ik schrijf mijn column op persoonlijke titel, mijn columns kun je ook op andere websites tegenkomen. Je kunt mij bereiken op zaanse@mayonai.se .. Whatsappen kan ook maar dan moet je wel mijn mobiele nummer weten.

Geef een reactie