Het begon allemaal met een ideaalbeeld: een idyllisch plekje op een charmante camping in Zuid-Frankrijk, omringd door lavendelvelden en zingende krekels. Je kent het wel – van die glossy reisbrochures waar elk kind glimlacht met een ijsje in de hand en geen mug ooit een mens lastigvalt. De realiteit? Die rook naar schimmelkaas, was glibberig als een slak en klonk als een zuchtende Nederlander in een te kleine tent bij 38 graden.
Taalbarrière? Meer een taalmuur
Ik had braaf wat Franse zinnetjes geoefend: “Je voudrais une baguette” en “Où est la piscine?” Maar op de Franse camping kwam ik niet verder dan “bonjour” en ongemakkelijk lachen. De dame van de receptie keek me aan alsof ik net haar wijnvoorraad had opgeblazen. Alles ging in rap Frans. En als ik al iets dacht te begrijpen, bleek het over de wasmachine te gaan, terwijl ik om toiletpapier vroeg.
De buurman in het volgende tentje – een vrolijke Fransman met slechts twee voortanden – lachte zich rot toen ik per ongeluk mijn gasstelletje aanzette terwijl ik het afwaste. “Ah! Touriste hollandais!” riep hij. Juist.
Franse delicatessen (of: wat mis ik stamppot)
Wat niemand je vertelt over eten op een Franse camping, is dat je geen ‘normaal’ eten kunt vinden. De supermarkt lag vol blauwgerijpte kazen die eruitzagen als vergeten sokken onder de bank. En dan die escargots (slakken!) – ik dacht dat het champignons waren tot ze bewogen.
“Wil je het échte Frankrijk proeven?” vroeg de lokale chef me op de campingavond. Voor ik het wist, zat ik met een bord kikkerbillen voor mijn neus, dapper glimlachend terwijl ik een stukje groen, glibberig vlees naar binnen werkte. Het smaakte… naar kip. Maar dan met schuldgevoel.
En o, wat verlangde ik naar een simpele stamppot met rookworst. Of gewoon patat met mayo. Maar nee: alles moest gastronomisch. Zelfs de frietjes kwamen met truffelolie en een naam die klonk als een gedicht.
Mijn tent, mijn oven
Wie ooit beweerde dat kamperen “back to basics en ontspannend” is, heeft nooit in een tent geslapen bij 38 graden Celsius. Overdag voelde het als een oven, ’s nachts als een sauna met muggenorkest. Ik werd wakker in een plas zweet die ik eerst aanzag voor een lek luchtbed. Nee hoor, gewoon mijn eigen zweet. Bon appétit.
Het was zo heet dat mijn deodorant besloot ermee te stoppen, mijn luchtbed veranderde in een rubberen skippybal, en mijn humeur verdampte ergens rond dag drie. Romantisch? Alleen als je romantiek definieert als zwetend ruzie maken over wie de haringen scheef heeft geslagen.
Dag 4: Heimwee en Hollandse regen
Op de vierde dag, terwijl ik probeerde een croissant droog te houden tijdens een lokale stortbui (ironisch, ik weet), besloot ik: ik wil naar huis. Naar mijn eigen douche, mijn koelkast met normale kaas en de mogelijkheid om zonder woordenboek wc-papier te kopen.
We gooiden alles in de auto, vouwde de tent op als een soort natte pannenkoek, en reden terug naar Nederland. Toen we de grens overgingen en een wegrestaurant rook naar frikandel speciaal, wist ik het zeker: de vakantie was voorbij, maar ik leefde weer.
Les geleerd?
Kamperen in Frankrijk klinkt leuk op papier. Maar in de praktijk ben ik toch meer van het type: hotel, airco, en menukaart zonder slakken. Toch, ergens mis ik het wel een beetje. De blauwe kaas… nee, grapje. Die geur krijg ik nog steeds niet uit mijn neus.
Volgend jaar? Gewoon weer een vakantie in Nederland. Misschien Texel. Waar stamppot gewoon stamppot is, en niemand probeert me kikkerbil te verkopen als “een lokale lekkernij”.
Ontdek meer van MAYONAISE
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.