cargo containers in a commercial dock
Photo by toter yau on Pexels.com

Moeten we niet wat vaker naar het Oosten kijken?

Europa kijkt naar het Westen. Al decennia. De Verenigde Staten zijn niet alleen een NAVO-bondgenoot en cultureel exportproduct bij uitstek, maar ook een van de belangrijkste handelspartners van de Europese Unie. Amerikaanse techbedrijven, muziek, films en zelfs fastfoodketens bepalen voor een groot deel ons dagelijks leven. Maar terwijl we naar de andere kant van de Atlantische Oceaan blijven staren, voltrekt zich in het Oosten een transformatie die niet te negeren valt. China is geen opkomende economie meer – het ís een economische grootmacht. En de vraag dringt zich op: is het niet hoog tijd dat Europa zijn economische blikveld verlegt?

China: van “Made in China” naar “Created in China”

Lange tijd werd China gezien als de fabriek van de wereld. Alles kwam daar vandaan: van plastic speelgoed tot goedkope elektronica. “Made in China” was synoniem met massaproductie en lage kwaliteit. Maar dat beeld klopt al lang niet meer. Tegenwoordig is China niet alleen producent, maar ook innovator. Grote Chinese techbedrijven zoals Huawei, Tencent en Alibaba concurreren op wereldniveau met Amerikaanse giganten. In sectoren als kunstmatige intelligentie, e-commerce, groene energie en elektrische voertuigen loopt China soms zelfs voorop.

Neem bijvoorbeeld de elektrificatie van vervoer: BYD, een Chinees automerk waar veel Europeanen nog nooit van gehoord hebben, verkocht in 2023 wereldwijd meer elektrische auto’s dan Tesla. China produceert niet alleen de meeste zonnepanelen en windturbines, maar domineert ook de toeleveringsketens voor zeldzame aardmetalen – onmisbaar voor onze digitale en groene toekomst. Terwijl Europa en de VS zich nog druk maken over de transitie, lijkt China die al te omarmen.

Handelscijfers die spreken

Als we naar de cijfers kijken, dan is de conclusie onvermijdelijk: China is van cruciaal belang voor Europa. In 2023 was China de op één na grootste handelspartner van de EU, na de Verenigde Staten, maar met een marginaal verschil. Duitsland – toch nog altijd de economische motor van Europa – exporteert meer naar China dan naar Frankrijk of Italië. Voor Europese luxemerken als BMW, Louis Vuitton en Airbus is China een groeimarkt die het Westen allang heeft ingehaald qua afzetpotentieel.

Bovendien groeit de Chinese middenklasse nog steeds. Er zijn nu meer dan 400 miljoen Chinezen met een besteedbaar inkomen dat vergelijkbaar is met dat van westerse consumenten. Dat zijn geen fabrieksarbeiders meer, maar welgestelde stedelingen die dure koffiemachines, Europese wijnen en premium babyvoeding kopen. Het is een markt die Europa simpelweg niet kan negeren.

Politiek wantrouwen versus economische realiteit

Toch blijft er in Europa – en zeker in Nederland – een diep wantrouwen richting China bestaan. Het autoritaire karakter van het regime, de mensenrechtensituatie in Xinjiang, het verdwijnen van dissidenten, de repressie in Hongkong: het zijn geen onderwerpen waar je gemakkelijk overheen stapt. En terecht. Maar de vraag is of morele afkeer voldoende reden is om economische banden af te zwakken.

Want laten we eerlijk zijn: dezelfde morele afwegingen worden lang niet altijd gemaakt bij de Verenigde Staten, ondanks hun eindeloze oorlogen, politieke instabiliteit en het exporteren van neoliberaal beleid dat armoede vergrootte in de rest van de wereld. Amerika is onze vriend, China onze rivaal – zo klinkt het. Maar is dat nog wel zo vanzelfsprekend?

China investeert fors in Europese infrastructuur via het Belt and Road Initiative, en koopt zich op strategische plekken binnen. Van havens in Griekenland tot hightechbedrijven in Duitsland. Dat leidt tot argwaan, maar biedt ook kansen. Want als China toegang wil tot Europese technologie, waarom zouden Europese bedrijven dan niet op hun beurt toegang eisen tot de Chinese markt?

Decoupling is een illusie

In Washington klinken steeds vaker geluiden over “decoupling”: het ontkoppelen van de westerse economie van de Chinese. Productieketens terughalen, strategische afhankelijkheden afbouwen, minder handel met China. Ook in Europa wordt deze roep sterker. Maar de realiteit is weerbarstiger.

Een volledige decoupling is niet alleen economisch schadelijk, maar ook praktisch onhaalbaar. Europese bedrijven zijn diep vervlochten met Chinese toeleveranciers. En andersom geldt hetzelfde: China heeft Europese technologie en kennis nog altijd hard nodig. In plaats van elkaar de rug toe te keren, zouden beide economische blokken beter kunnen inzetten op “de-risking” in plaats van “decoupling”: het beperken van risico’s zonder de banden door te snijden.

Amerika first, maar Europa?

De Verenigde Staten voeren onder Biden een beleid dat in essentie weinig verschilt van dat onder Trump: “America First” blijft het uitgangspunt. Amerikaanse bedrijven worden beschermd, buitenlandse concurrentie wordt geweerd, subsidies voor binnenlandse industrie zijn enorm. Europa komt daarbij vaak op de tweede plaats – of derde.

Kijk naar de Inflation Reduction Act, die miljarden beschikbaar stelt voor Amerikaanse bedrijven om te vergroenen, maar Europese concurrenten buiten spel zet. Of het gesteggel rondom chiptechnologie, waarin Europese bedrijven onder druk worden gezet om niet met China te handelen – terwijl Amerikaanse bedrijven dat zelf wel blijven doen. Waarom zou Europa zich dan loyaal opstellen tegenover een partner die die loyaliteit zelden beantwoordt?

Tijd voor strategische volwassenheid

Europa staat op een kruispunt. Wil het een onafhankelijke speler zijn op het wereldtoneel, dan moet het een volwassen handelsstrategie ontwikkelen. Een strategie die niet gebaseerd is op emotionele loyaliteit aan het Westen, maar op rationele inschattingen van economische belangen. En daarbij hoort een herwaardering van China.

Dat betekent niet naïef zijn of mensenrechten negeren. Het betekent wel: pragmatisch zijn. Dialoog boven confrontatie. Economische samenwerking boven isolatie. Want alleen zo kan Europa invloed uitoefenen op het wereldtoneel – door betrokken te zijn, niet door zich terug te trekken.

Conclusie: Kijken waar de zon opkomt

De zon komt op in het Oosten. Letterlijk én figuurlijk. Terwijl Amerika zich steeds meer in zichzelf keert en polariseert, beweegt China gestaag vooruit. Dat gaat gepaard met frictie, en het is niet zonder risico’s. Maar wie als Europeaan vandaag de wereldkaart bestudeert, moet zich afvragen: waarom blijven we zo gefixeerd op een partner die ons niet altijd serieus neemt, terwijl er aan de andere kant van de wereld een markt ligt met miljarden consumenten die snakken naar Europese kwaliteit?

Misschien is het tijd om vaker naar het Oosten te kijken – niet alleen als productieplaats, maar als volwaardige partner. Want de toekomst van de wereldeconomie speelt zich daar af. En wie daar geen deel van uitmaakt, blijft achter.

Laat een reactie achter

Reacties

Nog geen reacties. Waarom begin je de discussie niet?

Geef een reactie