In het Nederland van vandaag lijkt het klimaatdebat steeds minder over cijfers en feiten te gaan, en steeds meer over wie het hardst kan schreeuwen, het stoepje kan blokkeren of een kunstwerk kan bekladden. Het woord “klimaatterrorist” valt vaker — een term die klinkt als een mengsel van paniek, frustratie en politieke framing. Maar wie zijn deze “klimaatterroristen” eigenlijk? Laten we de lens richten op drie prominente spelers: Extinction Rebellion (XR), Greenpeace, en de groene kerk die luistert naar de naam GroenLinks.
Het rebelse hart: Extinction Rebellion
Extinction Rebellion is misschien wel het meest controversiële gezicht van het klimaatprotest. Geweldloos, zeggen ze zelf, maar hun methodes zijn zelden zacht. Ze blokkeren snelwegen, lijmen zich vast aan gebouwen of kruipen in fossiele pijpleidingen. Het zijn geen bommenleggers of gewapende strijders, maar hun acties zorgen voor veel maatschappelijke en politieke beroering. Wie een dag in de file staat omdat XR de A12 heeft dichtgelegd, voelt zich misschien niet per se verbonden aan het ideaal van een leefbare planeet.
Toch heeft XR een punt. Of op z’n minst: een gevoel. Het gevoel dat het vijf voor twaalf is (al dan niet al kwart over), dat overheden loze beloften doen en dat democratie soms te traag werkt om een ramp af te wenden. Ze beroepen zich op burgerlijke ongehoorzaamheid als legitiem wapen in de strijd tegen politieke laksheid. Historisch gezien heeft die tactiek soms gewerkt — denk aan de burgerrechtenbeweging, of de Suffragettes. Maar waar Martin Luther King het hart raakte met woorden, lijken XR’ers vooral het geduld van de gemiddelde burger op de proef te stellen.
Het is de ironie van onze tijd: hoe dringender de boodschap, hoe minder mensen nog luisteren. De morele superioriteit druipt soms van hun protesten af, alsof de rest van Nederland met opzet de aarde naar de afgrond duwt omdat men nog een keer naar Malaga op vliegvakantie wil.
Greenpeace: het geweten van de wereld, of de marketingmachine?
Greenpeace is een oude bekende in het activistische landschap. Waar XR nog ruikt naar versgeplukte idealen, is Greenpeace een doorgewinterde campagneorganisatie met jaren ervaring in beeldvorming, media en juridische strategieën. Ze waren al op de barricade toen XR nog niet bestond en GroenLinks nog PPR heette.
Met hun spectaculaire acties — denk aan het beklimmen van olieplatforms of het beschilderen van schepen — zijn ze de verbeelding voorbij. Maar waar Greenpeace vroeger de romantiek van de eenzame held tegen het grote kwaad uitstraalde, lijkt het nu steeds meer op een NGO met een PR-afdeling groter dan haar actiegroep. Er wordt gemikt op clicks, shares en televisiebeelden, en soms lijkt het klimaat meer een vehikel dan het doel.
Toch blijft Greenpeace belangrijk. Ze doen diepgravend onderzoek, dagen bedrijven voor de rechter en trekken beleid vaak naar een groener pad. Maar ook zij worstelen met de balans tussen morele druk en praktische haalbaarheid. Tegen Shell zijn is makkelijk, maar wat als je in je dagelijks leven afhankelijk bent van hun producten? Zijn we dan allemaal medeplichtig? Of allemaal gevangen in een systeem dat we niet in ons eentje kunnen veranderen?
GroenLinks: van idealisme naar institutionalisme
En dan GroenLinks. Ooit een vergaarbak van linkse idealen, samengesmolten uit communisten, pacifisten, radicaal-christenen en milieubeschermers. Vandaag de dag een moderne middenpartij met oog voor duurzaamheid, sociale gelijkheid en Europese samenwerking — althans, op papier.
GroenLinks bevindt zich in een spagaat. Enerzijds wil het serieus genomen worden als regeringspartner, met nette pakken en beleidsplannen. Anderzijds moet het trouw blijven aan haar groene roots, want anders haken de jonge activisten af die liever met een kartonnen bord op de Dam staan dan een amendement indienen in de Kamer.
De fusie met de PvdA heeft die spagaat alleen maar groter gemaakt. Waar PvdA een verleden heeft van kolencentrales en auto-industrie, wil GroenLinks juist diezelfde sectoren vergroenen. En als puntje bij paaltje komt — bijvoorbeeld bij stemmen over kernenergie of internationale handelsverdragen — blijkt de partij vaak gevangen tussen principe en pragmatisme.
Wat opvalt, is dat GroenLinks zelden harde kritiek uit op XR of Greenpeace. Misschien uit sympathie, of uit strategisch belang. Maar de vraag is: kun je als politieke partij tegelijkertijd beleid willen maken én zwijgen over activisten die de wet overtreden om jouw idealen te versnellen?
Klimaat als moreel theater
Wat Extinction Rebellion, Greenpeace en GroenLinks delen, is hun overtuiging dat het klimaat dé morele kwestie van onze tijd is. En misschien hebben ze daarin gelijk. Maar het probleem met morele kwesties is dat ze vaak theater worden. Een strijd tussen goed en kwaad, waarbij je slechts één kant mag kiezen. Wie vraagtekens zet bij de effectiviteit van blokkades, of twijfelt over het nut van CO2-belastingen, wordt al snel afgeschilderd als klimaatontkenner, fossiel knechtje of erger: VVD’er.
En juist dat theatrale karakter van het klimaatdebat ondermijnt het draagvlak. Want klimaatbeleid werkt alleen als het breed gedragen wordt, als mensen zich kunnen herkennen in de koers. Als het gesprek gaat over oplossingen, in plaats van over schuld en boete.
De meeste Nederlanders willen best iets doen. Ze isoleren hun huis, nemen de fiets, scheiden afval en eten wat minder vlees. Maar ze haken af als ze worden weggezet als medeplichtigen van een ecologische genocide omdat ze nog vlees eten of een auto rijden. Ze zijn niet klimaatontkenners — ze zijn gewoon moe van de retoriek.
De echte vijand
Misschien is het tijd om een andere vijand te kiezen. Niet de automobilist of de vliegtuigpassagier, maar de traagheid van systemen. De bureaucratie die goede plannen in ambtelijke moerassen laat verzinken. De economische structuren die winst boven alles zetten. En ja, ook de politieke lafheid die leidt tot halfbakken compromissen waar niemand echt blij van wordt.
XR, Greenpeace en GroenLinks zouden hun krachten kunnen bundelen — niet in morele verontwaardiging, maar in realistische en gedragen verandering. Dat vraagt om minder theater en meer tactiek. Minder symboliek en meer systemen. En misschien, heel misschien, ook om een beetje empathie voor wie het niet per se oneens is, maar gewoon niet weet waar te beginnen.
Tot die tijd zullen we blijven leven in een land waar activisten zich vastlijmen aan asfalt, politici zich vastklampen aan zetels, en burgers zich vastklampen aan het idee dat gezond verstand nog ergens een rol speelt.