armoede,
Photo by Andrea Piacquadio on Pexels.com

“Ik ben arm, dus dan ben jij ook arm – en is iedereen arm”

Er is een vreemde paradox gaande in Nederland. We praten en schrijven massaal over armoede en terecht. Steeds meer mensen kunnen hun boodschappen niet meer betalen, energieprijzen rijzen de pan uit, en het leven lijkt voor velen simpelweg onbetaalbaar geworden. Ondertussen zie ik als journalist, als burger, als mens hoe een groeiende groep zonder blikken of blozen meer dan 1000 euro huur per maand betaalt. Vaak voor kleine appartementen zonder balkon, in wijken waar je na 22:00 maar beter je voordeur niet meer opent. Ze willen géén hypotheek, géén binding, géén bezit. Dat voelt vrijer. Maar tegelijkertijd wordt er geroepen: “We zijn allemaal arm.”

Een generatie van schijnarmoede? Of zijn we de maat kwijtgeraakt van wat echt armoede is?


De verwarring van het begrip ‘arm’

Laten we eerst iets uit de weg ruimen: armoede is écht. Structureel. Hard. En voor velen alledaags. Volgens het CBS leeft 6 tot 7 procent van de Nederlandse bevolking onder de armoedegrens. Voor hen is het kiezen tussen eten en verwarming geen metaforische worsteling, maar een wekelijkse realiteit. In deze context is het woord armoede heilig. Maar het wordt tegelijkertijd steeds vaker gebruikt door mensen die geen échte armoede ervaren, maar financiële druk voelen binnen een heel andere context: de context van modaal, 2x modaal, en zelfs 3x modaal.

Modaal inkomen – dat woord alleen al. In 2025 bedraagt het modale bruto jaarinkomen ongeveer €44.000. Netto komt dat neer op iets minder dan €2.800 per maand. Dat is niet niks. Toch voelen mensen met een modaal of dubbel modaal inkomen zich steeds vaker “arm”. Waarom? Omdat de standaard is verschoven.

Niet naar beneden, maar naar boven.


De nieuwe armoede: sociaal en relatief

We leven in een samenleving waarin je altijd omhoog kijkt. Je buurvrouw rijdt elektrisch, je collega gaat twee keer per jaar op vakantie naar Bali, en de influencer op Instagram woont ‘tijdelijk’ in een woning van 1,5 miljoen euro – gehuurd, uiteraard. Je meet jezelf af aan hun levensstijl. En dus voel je je tekortschieten. Je hebt geen 4K-televisie, maar een Full HD. Je gaat op vakantie naar de Ardennen, niet naar de Malediven. Je huurt een appartement van 50 m² voor €1.250 per maand in plaats van dat je iets koopt. En dus zeg je: “Ik ben arm.”

Lees ook: Onderzoek CBS naar armoede in schulden in Nederland

Dat is de kracht of de tragiek van relatieve armoede. Wanneer je sociale context stijgt, daalt jouw gevoel van welvaart, zelfs als je inkomen feitelijk stabiel is of stijgt.


De huur van boven de €1000: zelfgekozen schaarste

Laten we de olifant in de kamer benoemen: huren boven de €1.000 per maand is inmiddels bijna normaal. Zelfs voor een middenhuurwoning van 45 vierkante meter. Vooral in de steden. Starters doen het. Expats doen het. Young professionals met 2x modaal doen het. En opvallend vaak klinkt daarbij: “Ik wil geen hypotheek. Dat voelt als een ketting om mijn nek.

Wat zegt dit over arm zijn

Het is geen kwestie van “niet kunnen kopen”, maar van “niet willen kopen”. Terwijl een hypotheek – zeker met de renteaftrek en in vergelijking met torenhoge huren – voor velen op lange termijn goedkoper en veiliger is. Toch vermijden mensen het bewust. Niet vanwege geldgebrek, maar vanwege keuzevrijheid. Ze willen kunnen verhuizen. Vrij zijn. Geen onderhoud plegen. Geen zorgen over dalende huizenprijzen. Kortom: ze kiezen voor de onzekerheid van hoge huur boven de schijnveiligheid van koop.

En ondertussen blijven ze zichzelf arm noemen.


Van sociale huur tot 3x modaal: een verstoord systeem

De Nederlandse woningmarkt is een doolhof geworden. Je hebt de sociale huur, waarbij je voor minder dan €808 per maand woont, mits je aan een flink aantal inkomens- en gezinseisen voldoet. Dan is er de vrije sector, waar middenhuur (tussen de €808 en ongeveer €1.250) en dure huur (€1.250 en hoger) samenkomen. En dan heb je nog de koopmarkt, die vooral toegankelijk lijkt voor mensen met een topinkomen, of ouders met een goed gevulde portemonnee.

Lees ook: Huren of kopen

Mensen met 2x of 3x modaal – dus een netto maandinkomen van €5.000 of meer – vallen steeds vaker tussen wal en schip. Ze verdienen te veel voor sociale huur, maar zien het kopen van een huis als risicovol of simpelweg onmogelijk zonder flinke overbiedingen. En dus huren ze tegen absurde prijzen woningen die kwalitatief vaak ondermaats zijn.

Wie is er hier nou echt arm?


Het taboe op geld, en de kracht van woorden

We praten in Nederland niet graag over geld. En als we het doen, dan vaak in termen van “net genoeg” of “best krap”. Niemand zegt: “Ik heb het goed.” Want dat voelt arrogant. Maar het leidt ook tot vervreemding. Als iedereen om je heen klaagt over financiële krapte, dan begin je het zelf ook te geloven. Zelfs met 3x modaal. Zelfs met een leaseauto, Netflix, en een vakantie naar Portugal.

Lees ook: De schaduwzijde van de beurs: Short gaan als gokken met andermans geld

Taal vormt onze realiteit. Als iedereen om je heen zegt “we zijn arm”, ga je dat vanzelf internaliseren. En dan verdwijnt het onderscheid tussen échte armoede structurele, kansloze armoede en sociale druk. En dat is gevaarlijk. Niet alleen voor het debat, maar ook voor het beleid.


Topsalarissen, topwonen?

En dan zijn er nog de topsalarissen. De groep van mensen die €10.000, €20.000 of meer per maand verdient. Voor hen is de woningmarkt geen probleem. Zij kopen, investeren, verbouwen en verhuren. Zij bepalen steeds vaker de standaard. En de rest kijkt toe, probeert bij te blijven, en huurt een appartement dat eigenlijk te duur is.

Lees ook: De best betaalde beroepen van Nederland

Hun leven lijkt maatgevend – hun levensstijl is het streefbeeld. Niet modaal, niet 2x modaal, maar het droombeeld van financiële vrijheid. We vergeten daarbij dat dit een fractie van de samenleving is. En toch beïnvloeden zij hoe we over geld denken. Over huizen. Over “armoede”.


De illusie van vrijheid

De keuze om te huren voor meer dan €1.000 per maand komt voort uit een verlangen naar vrijheid. Maar het is een dure vrijheid. En vaak een tijdelijke. Want wie jarenlang huurt zonder te sparen of te investeren, loopt een enorm pensioenrisico. En betaalt uiteindelijk de prijs voor die “ongebondenheid”.

Het is een illusie: dat huren goedkoper is dan kopen. Alleen de maandelijkse kosten lijken lager. Maar het vermogen dat je opbouwt met een hypotheek, de stabiliteit die een eigen woning biedt – dat mis je als je kiest voor huur. En dat maakt deze keuze op lange termijn duurder. Veel duurder.


De toekomst: arm, rijk, of gewoon scheef?

De woningmarkt is stuk, zegt men. En daar zit een kern van waarheid in. Maar we moeten ook eerlijk zijn over onze eigen keuzes, verwachtingen en taalgebruik. Niet iedereen die zich “arm” voelt, is dat ook. Niet iedereen die huurt, moet huren. En niet iedereen die koopt, is rijk.

We hebben een nieuw soort scheefgroei: niet alleen op basis van inkomen, maar ook op basis van beleving. Een modaal huishouden dat zich arm voelt, maakt andere keuzes dan een modaal huishouden dat zich rijk rekent. En dat zie je terug in de cijfers. In de woningen. In de huren van boven de duizend euro.


Tot slot: terug naar de werkelijkheid

Het is tijd voor een herijking van het begrip armoede. Laten we het woord bewaren voor mensen die het echt nodig hebben. Die geen boodschappen kunnen doen. Die geen huis hebben. Die afhankelijk zijn van de voedselbank. Laten we stoppen met het klakkeloos gebruiken van termen als “iedereen is arm”. Want zolang je €1.250 huur per maand betaalt voor een studio in Amsterdam en daarna nog uit eten kunt – ben je misschien allesbehalve arm.

En laten we praten. Eerlijk, open, zonder schaamte. Over geld, over keuzes, over waar we écht staan. Pas dan kunnen we bouwen aan een woningmarkt die werkt. Voor modaal. Voor 2x modaal. Voor iedereen – arm of rijk.


Ontdek meer van MAYONAISE

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Laat een reactie achter

Reacties

Nog geen reacties. Waarom begin je de discussie niet?

Geef een reactie