In januari 2025 keerde Donald J. Trump terug in het Witte Huis. Voor zijn aanhangers een glorieuze comeback, voor economen een vrees die werkelijkheid werd. Al snel begon de nieuwe president aan een van zijn favoriete politieke instrumenten: importtarieven. Dit keer ging het harder dan ooit. Tarieven van soms wel 150% op goederen uit onder andere China, Mexico en zelfs Europese landen werden zonder aarzeling ingevoerd. En opnieuw verkondigde Trump luidkeels dat “zij betalen, niet wij.”
Maar ook in 2025 is de economische realiteit onverminderd hard: importtarieven worden betaald door Amerikanen zelf. Door gezinnen die boodschappen doen. Door bedrijven die grondstoffen inkopen. Door boeren die afhankelijk zijn van buitenlandse markten. De president mag dan veranderen, de economische wetten niet.
Trumps Tariefcampagne 2.0
In zijn tweede termijn begon Trump met het invoeren van torenhoge importtarieven op Chinese elektronica (tot 150%), Europese auto’s (100%), Mexicaanse staalproducten (80%) en zelfs op Canadese houtproducten (50%). De reden? Volgens Trump “oneerlijke handelspraktijken”, “banen die terug moeten komen naar Amerika” en “Amerikaanse trots.”
Maar net als in zijn eerste termijn (2017–2021) maakte hij opnieuw dezelfde denkfout: dat deze tarieven betaald worden door de landen waar de producten vandaan komen. Hij claimde dat “China miljarden betaalt” en dat het geld direct de Amerikaanse schatkist instroomt.
Wie betaalt de prijs echt?
De waarheid is onverminderd eenvoudig én pijnlijk: het zijn Amerikaanse importeurs die deze tarieven betalen bij de douane. En die bedrijven – of het nu gaat om winkels, autofabrikanten of boeren – berekenen die kosten vervolgens gewoon door aan de consument.
Neem een gemiddeld Amerikaans gezin in 2025. Door de tarieven is de prijs van elektronica als laptops en smartphones met ruim 20% gestegen. Een Tesla Model Y uit de Berlijnse fabriek? In januari nog $45.000, in juli ruim $60.000. Bouwmateriaal? Duurder. Keukens? Duurder. Kleding uit China? Duurder. Alles is duurder.
Volgens een rapport van de onafhankelijke Peterson Institute for International Economics kost Trumps nieuwe tariefbeleid Amerikaanse gezinnen gemiddeld $2.300 per jaar extra aan levensonderhoud. En dat is nog zonder de inflatiecorrectie.
China, Mexico en Europa: tegenmaatregelen
En natuurlijk bleef het niet bij Amerikaanse maatregelen. China verhoogde haar tarieven op Amerikaanse landbouwproducten zoals soja, tarwe en rundvlees. Europese landen kondigden aan Amerikaanse diensten te gaan belasten. Mexico verschoof zijn staalexport naar Azië. De wereld draaide door – maar zonder Amerika als vertrouwde handelspartner.
Amerikaanse boeren, opnieuw een belangrijke achterban van Trump, zitten weer met overschotten en verliezen marktaandeel aan Braziliaanse en Argentijnse concurrenten. De regering-Trump probeert dit te compenseren met miljarden aan subsidies, betaald uit… belastinggeld.
De fabel van “zij betalen”
Het meest frustrerende is misschien nog wel dat Trump zijn economische fabel blijft herhalen: “China betaalt.” Dit was in 2018 al onjuist en is in 2025 nog steeds een grove verdraaiing. Economen van onder meer de Federal Reserve, de World Trade Organization en talloze universiteiten hebben dit meermaals aangetoond.
Maar in Trumps retoriek zijn feiten minder belangrijk dan het sentiment. Het idee dat hij buitenlandse machten “pakt” en “Amerika terug op 1 zet” werkt electoraal – zelfs als de financiële pijn bij zijn eigen achterban ligt.
Wie profiteert dan wél?
Er zijn een paar sectoren die wél voordeel hebben van Trumps tariefbeleid. Amerikaanse staalproducenten zien hun binnenlandse afzet stijgen omdat buitenlands staal zo duur is geworden. Maar dit is een druppel op een gloeiende plaat. Voor elke baan die zo wordt gecreëerd in de staalindustrie, gaan er naar schatting 8 banen verloren in sectoren die afhankelijk zijn van goedkoop staal – zoals de auto-industrie, bouw en infrastructuur.
In plaats van te investeren in technologische innovatie of verduurzaming, wordt nu geld verspild aan overlevingsstrategieën, kostenbesparingen en ontslagrondes.
Protectionisme is geen lange-termijnbeleid
Importtarieven kunnen in sommige gevallen een tijdelijk strategisch doel dienen – bijvoorbeeld om een jonge industrie de kans te geven te groeien. Maar in het geval van Trump zijn ze puur politiek: hard, groot, simpel uit te leggen en symbolisch.
De structurele problemen van de Amerikaanse industrie – zoals verouderde productiemethoden, gebrek aan technische scholing en beperkte investeringen in R&D – worden niet opgelost door buitenlandse producten duurder te maken. Je maakt een land niet sterker door het af te sluiten van de wereld, maar door het slimmer te maken.
Een les die niet geleerd is
De ironie van 2025 is dat we dit allemaal al eerder hebben gezien. Tussen 2018 en 2020 voerde Trump exact hetzelfde beleid, met exact dezelfde gevolgen: hogere prijzen, handelsoorlogen, boze bondgenoten, en uiteindelijk economische schade die groter was dan de opbrengst. En toch, ondanks alle rapporten, onderzoeken en waarschuwingen, werd in 2025 het tariefsprookje weer van stal gehaald – groter, ruwer, en schadelijker dan ooit.
Donald Trump heeft zijn tweede termijn begonnen met een economische gok op basis van onbegrip. Hij blijft geloven – of doet alsof hij gelooft – dat tarieven betaald worden door het buitenland. In werkelijkheid zadelt hij miljoenen Amerikanen op met hogere prijzen, economische onzekerheid en internationale isolatie.
In een wereld die schreeuwt om samenwerking, veerkracht en innovatie, kiest Trump opnieuw voor muurdenken. Niet alleen aan de grens, maar ook in de economie. En net als bij elke muur: degene die ervoor betaalt, is zelden degene die hij beloofd heeft.
Ontdek meer van MAYONAISE
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.