Het is weer zover. Donald Trump is terug in het centrum van het economische wereldtoneel, en met zijn kenmerkende bravoure heeft hij opnieuw een geopolitiek dominospel in gang gezet waarvan de gevolgen veel verder reiken dan de Amerikaanse grenzen. In een reeks beleidsmaatregelen die hij omschrijft als “nodig om Amerikaanse arbeiders te beschermen”, voert Trump nieuwe importheffingen in op een breed scala aan producten – van staal en aluminium tot elektrische voertuigen, zonnepanelen en microchips.
Waar zijn eerdere presidentschap (2016-2020) al bekend stond om zijn protectionistische toon, lijkt deze nieuwe ronde van importtarieven meer op een economische stormram dan een weloverwogen schaakzet. Wat betekent dit voor de wereldhandel? Zijn we op weg naar een nieuwe handelsoorlog? En welke prijs betaalt Amerika zélf voor deze koers? Het antwoord op al deze vragen is, helaas, weinig rooskleurig.
Een terugkeer naar economisch nationalisme
Sinds zijn hernieuwde invloed op de Amerikaanse politiek, mogelijk versterkt door een toekomstige (of huidige) herverkiezing, heeft Trump zijn pijlen weer gericht op zijn favoriete zondebokken: buitenlandse producenten, met China als absolute hoofdrolspeler. In zijn woorden zijn deze heffingen “een noodzakelijke correctie op decennia van oneerlijke handelspraktijken”. Maar achter deze retoriek gaat een gevaarlijke trend schuil: economisch nationalisme dat zich vertaalt in importheffingen die niet alleen de doelwitten treffen, maar ook de Verenigde Staten zelf.
De nieuwe importheffingen bedragen in sommige gevallen wel 60% op bepaalde producten uit China. Europese producten worden eveneens getroffen, zij het in mindere mate, als Washington zijn focus verlegt naar de groene energietransitie – een gebied waarin Europese en Aziatische bedrijven Amerikaans terrein aan het winnen zijn.
Wereldhandel onder druk
Internationale reacties laten zich raden. China heeft al gedreigd met tegenmaatregelen, waaronder tarieven op Amerikaanse landbouwproducten – een beproefde tactiek die politieke druk uitoefent op Trumps achterban in agrarische staten. De Europese Unie overweegt juridische stappen bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en overweegt eveneens tegenheffingen op Amerikaanse techproducten.
De risico’s van een nieuwe handelsoorlog liggen dan ook op de loer. De vorige ronde – tussen 2018 en 2020 – kostte de wereldhandel naar schatting honderden miljarden dollars. Productieketens werden verstoord, bedrijven moesten hun leveranciers herstructureren, en consumenten voelden de hogere prijzen in hun portemonnee. De economische wonden van die periode zijn nog niet geheeld, en een nieuwe ronde dreigt die littekens weer open te rijten.
Wereldwijde investeerders houden de adem in. Exportgerichte economieën zoals Duitsland, Zuid-Korea en Japan zijn bijzonder gevoelig voor Amerikaanse handelsbarrières, terwijl opkomende markten het risico lopen op kapitaalvlucht en valutaverzwakking. Dit alles terwijl de wereldeconomie al onder druk staat door hardnekkige inflatie, geopolitieke onzekerheden en klimaatgerelateerde schokken.
De boemerang: Amerika raakt zichzelf
Wat Trump vaak vergeet – of negeert – is dat importheffingen zelden eenzijdig voordeel opleveren. Het idee dat je een economie kunt versterken door de grenzen te sluiten voor buitenlandse concurrentie is economisch gezien achterhaald. Ja, sommige binnenlandse producenten profiteren tijdelijk, maar de bredere economie betaalt vaak een hogere prijs.
De Amerikaanse dollar, die traditioneel als veilige haven fungeert in tijden van mondiale onzekerheid, begint tekenen van verzwakking te vertonen. Beleggers vragen zich af: is dit beleid houdbaar? En welke gevolgen heeft het voor de Amerikaanse handelsbalans, die ondanks Trumps beloften tijdens zijn eerste termijn alleen maar verder verslechterde?
Een zwakkere dollar betekent op korte termijn dat Amerikaanse export goedkoper wordt – wat gunstig lijkt – maar het maakt import ook duurder. Gezien het feit dat de VS sterk afhankelijk zijn van buitenlandse componenten in sectoren als technologie, auto-industrie en hernieuwbare energie, werkt dit opwaarts op de consumentenprijzen.
Rentevrees en inflatiegolf
Daar komt nog iets bij: hogere importprijzen voeden de inflatie, en dat terwijl de Amerikaanse centrale bank (de Federal Reserve) juist worstelt met het onder controle houden van de inflatie zonder de economie in een recessie te duwen. Een nieuwe inflatiegolf zou de Fed kunnen dwingen om de rente verder te verhogen – een scenario dat beleggers vrezen en waar Amerikaanse huishoudens en bedrijven direct de dupe van worden.
Hogere rentes betekenen duurdere leningen voor consumenten (denk aan hypotheken, autoleningen en creditcards) én bedrijven. De woningmarkt, die al lijdt onder schaarste en hoge prijzen, zou daardoor nog moeilijker toegankelijk worden voor jonge gezinnen. Kleinere bedrijven, vaak motor van innovatie en werkgelegenheid, kunnen worden afgesneden van cruciale financiering.
Ironisch genoeg zouden de economische gevolgen van deze protectionistische maatregelen de gemiddelde Amerikaanse burger – de beoogde “beschermde” partij – juist kunnen schaden.
Een wereld in tweedeling
Op geopolitiek niveau versterken Trumps maatregelen de trend van ‘deglobalisering’. De wereld beweegt zich steeds duidelijker in twee economische blokken: één onder leiding van de Verenigde Staten, en één onder invloed van China. Deze economische fragmentatie heeft verstrekkende gevolgen voor internationale samenwerking, innovatie, klimaatbeleid en zelfs veiligheid.
Landen worden gedwongen partij te kiezen, bedrijven moeten hun toeleveringsketens herstructureren, en internationale handelsorganisaties verliezen verder aan geloofwaardigheid. De WTO, ooit symbool van economische samenwerking, dreigt irrelevant te worden in een wereld waar bilaterale handelsdeals en protectionistische impulsen de boventoon voeren.
De ironie van het ‘America First’-beleid
De grote ironie van Trumps beleid is dat het Amerika wellicht juist zwakker maakt op lange termijn. Door zich af te schermen van internationale concurrentie, vertraagt het land zijn eigen innovatie. Door economische partners tegen zich in het harnas te jagen, riskeert het land politieke isolatie. En door zijn munt en centrale bank onder druk te zetten, ondermijnt het de fundamenten van zijn eigen economie.
Natuurlijk zijn er legitieme zorgen over oneerlijke concurrentie, met name vanuit China, waar staatssteun en gebrek aan transparantie wel degelijk marktverstorend kunnen werken. Maar de oplossing ligt niet in economische oorlogsvoering, maar in diplomatie, regelgeving, strategische investeringen en internationale samenwerking.
Conclusie: De wereld kijkt toe – en telt af
Trump gokt opnieuw met de wereldeconomie. Hij plaatst protectionisme op een voetstuk in een tijd waarin mondiale samenwerking harder nodig is dan ooit. De gevolgen van zijn beleid zullen niet alleen in Amerikaanse fabrieken worden gevoeld, maar in havens van Rotterdam tot Shenzhen, in valuta’s van de euro tot de yen, en in beursindexen van Wall Street tot Frankfurt.
De wereldhandel is een web van afhankelijkheden. Aan één draadje trekken, betekent vaak dat het hele netwerk begint te schokken. De vraag is niet óf er economische schade komt – die is onvermijdelijk – maar hoeveel, en voor wie.
In Trumps versie van “America First” lijkt de wereld vooral “Everyone Else Last” te zijn. Maar in een geglobaliseerde economie is er geen winnaar in een handelsoorlog. Alleen verliezers, sommigen wat langzamer dan anderen.