Ze kwamen, ze zagen, en ze begonnen meteen te ruziën. Het kabinet Schoof, dat ooit hoopvol werd aangekondigd als een frisse bestuurlijke wind door het Binnenhof, is in de praktijk niet meer dan een politiek openluchtcircus waar de hoofdpodia tegelijk in brand staan. De samenwerking tussen PVV, VVD, BBB en NSC lijkt meer op een ongemakkelijke reünie van vier mensen die elkaar ooit op een mislukte groepsreis hebben ontmoet en sindsdien gedwongen zijn samen op vakantie te blijven.
De premier – technocraat Dick Schoof – werd naar voren geschoven als “de man van de rust.” Een ambtenaar pur sang, boven de partijen, en dus ideaal als lijm tussen vier coalitiepartners die elkaar in een debatzaal het liefst onderuithalen. Maar met lijm alleen bouw je geen huis. Zeker niet als de vier bouwvakkers ieder een andere tekening volgen, elkaars gereedschap verstoppen en ondertussen op X (voorheen Twitter) live verslag doen van de ruzie bij de koffieautomaat.
Neem Geert Wilders. Als PVV-leider mag hij dan formeel een stap terug hebben gedaan – hij zit niet in het kabinet – informeel blijft hij de trekpopspeler in het politieke theater. Elke beleidslijn moet langs zijn bureau, of liever gezegd: langs zijn smartphone. Wilders lijkt zijn politieke macht vooral uit te oefenen in de vorm van nachtelijke X-driftbuien. Urenlang tikt hij verontwaardigde posts, verwijten, beschuldigingen aan ‘linkse rechters’, ‘woke ambtenaren’ of gewoon aan zijn eigen coalitiepartners. De regeringsverklaring moest aangepast worden omdat Geert zich “niet gehoord voelde in de tone of voice.” Alsof we beleid maken op basis van gevoelige poëzie.
Dat hij zijn telefoon vaker vastheeft dan zijn verantwoordelijkheid, is inmiddels geen geheim meer in Den Haag. Ministers worden wakker met berichten waarin hun beleid wordt afgeschoten via emoji’s en retweets. Wilders’ X-verslaving is geen privézaak meer, maar een structureel bestuurlijk probleem.
Dan heb je nog BBB-leider Caroline van der Plas, die haar partij in het kabinet probeerde te positioneren als de redelijke stem van het platteland, maar inmiddels vooral bekendstaat om het feit dat haar fractieleden elkaar nauwelijks kunnen volgen, laat staan de coalitie. De enige consistentie in de BBB-koers lijkt te liggen in het feit dat er geen koers is. Ze willen ‘voor de boeren opkomen’, maar weten niet precies hoe. Ze willen ‘minder regels’, maar tekenen wél voor nieuwe regels zodra er een landelijk belang is. En wanneer het schuurt, zijn het altijd “de ambtenaren in Den Haag” die het hebben gedaan.
NSC van Pieter Omtzigt begon als de gewetensvolle oppositiemacht binnen de coalitie, maar is nu vooral een wandelende disclaimer. Iedere keer als Omtzigt zijn handtekening onder een maatregel zet, volgt er een lang essay in de media waarin hij uitlegt waarom hij eigenlijk tegen is, maar toch voor stemde, mits er ruimte komt voor verbetering, tenzij de uitvoering faalt. Begrijpelijk voor de echte liefhebber van constitutioneel recht, maar totaal onnavolgbaar voor de gemiddelde kiezer.
De VVD – ooit de partij van bestuur en macht – lijkt in dit kabinet een bijrol te spelen als boze stiefouder die spijt heeft van het huwelijk. In het publieke debat roepen ze dat het ‘niet hun eerste keuze’ was, dat ze ‘de radicale flanken willen dempen’, terwijl ze ondertussen in stilte wetsvoorstellen tekenen waar hun vorige kabinetten zich nog voor zouden schamen. De partij oogt stuurloos: niet meer liberaal genoeg om eigen koers te varen, niet rechts genoeg om met Wilders mee te gillen, en vooral te bang om de stekker eruit te trekken.
En alsof dit theater nog niet vol genoeg is, is daar ook nog Marjolein Faber – PVV’er, senator, en inmiddels ook symbool van de diepe politieke desinteresse in de eigen rol. Faber haalde deze week de voorpagina’s omdat ze “geen zin had om te stemmen” over een belangrijk wetsvoorstel in de Eerste Kamer. “Dat mogen ze in de Tweede Kamer uitzoeken,” verklaarde ze. Wat rest is verbazing. Want waarom zit je in de Eerste Kamer als je stemmen een bijzaak vindt? Dat is alsof een brandweerman zegt dat hij vandaag geen zin heeft in water.
De politieke normen zijn in dit kabinet opgerekt tot een absurdistisch niveau. Ministers spreken elkaar tegen. Staatssecretarissen weten niet wat hun departement doet. De kabinetsleden komen niet op één lijn, en als ze dat al doen, is het een lijn die na 48 uur weer wordt herzien omdat Wilders op X een andere toon aanslaat.
Wat er ondertussen níét gebeurt, is regeren. De grote vraagstukken – stikstof, migratie, wonen, energie – liggen stof te vangen in een la waar niemand de sleutel meer van heeft. De belofte om “Nederland weer bestuurbaar te maken” is ingeruild voor een dagelijkse aflevering van Haagse huis-, tuin- en keukenconflicten. Kabinet Schoof is minder een ploeg dan een vechtclub met een koffieschema.
En het land? Dat kijkt toe. Burgers wachten op oplossingen, niet op ruzies. Ze willen duidelijkheid, geen statements in hoofdletters op X. Maar dit kabinet lijkt vooral druk met elkaar. Met gekwetste ego’s, onderlinge afrekeningen, en een Premier die probeert met managementboekjes het moreel van zijn stuurloze ploeg op te krikken.
Er is een grens aan bestuurlijke chaos. En die grens komt snel in zicht. Want een kabinet dat alleen nog functioneert via uitgestelde moties, nachtelijke tweets en coalitiegenoten die “toch maar niet stemmen” op hun eigen beleid, is geen regering meer. Het is een relaas van afbraak, verwarring en verwaarlozing.
Misschien moet iemand het ze maar eens uitleggen: het landsbelang past niet in 280 tekens. En regeren doe je in het parlement, niet op een tijdlijn.