Er zijn mensen die een vakantie boeken naar Bali, met een infinity pool, cocktails in een kokosnoot en handdoeken die dagelijks in een zwanenvorm gevouwen worden. En dan ben ik er, met m’n tentje, een gaspitje uit 1982 en een hoofd vol goede bedoelingen, op een boerencamping ergens tussen de weilanden van Drenthe. “Terug naar de natuur,” zei ik tegen mijn partner. “Heerlijk buitenleven, rust, ruimte, geen stress.”
Dat klonk allemaal heel idyllisch. Tot ik op dag één werd aangevallen door een zwerm muggen met bloeddorstige ambities en m’n luchtbed zichzelf om half drie ’s nachts transformeerde tot een lege plastic zak. Maar dat was nog maar het begin.
Ochtendglorie met ADHD-haan
De romantiek van het boerenleven begint vroeg. Héél vroeg. En als ik zeg vroeg, bedoel ik 05:02 uur. De zon is nog bezig met stretchen achter de horizon, maar Boer Harms’ haan heeft blijkbaar een interne wekker die op paniekstand staat. Niet zo’n gezellige kukeleku uit een kinderboek, nee — dit beest klinkt alsof hij met z’n poten tussen het hek zit en tegelijkertijd een espresso van 14 bar op heeft.
Elke ochtend hetzelfde ritueel: drie seconden stilte, dan een schorre “KUU-KU-KUUUUU!!!” die klinkt alsof hij zowel communiceert met het boerenerf als de internationale ruimtevaart. Geen mens in een straal van vijf kilometer die dan nog slaapt. Zelfs de koeien kijken geïrriteerd op.
Eau de Koeienstront
Wat je ook niet leest in die idyllische blogs over ‘logeren bij de boer’, is de lucht. Kijk, ik snap heus wel dat dieren poepen. Dat doet onze kat thuis ook. Maar een kat produceert een bescheiden drolletje in een bakje met lavendelkorrels. Hier? Hier ligt een dampend tapijt van vintage vlaaien over het erf uitgespreid.
Een wandelingetje naar het toiletgebouw is een complete geurreis, van zurige mest tot broeierig hooi met een snufje ammoniak. Mijn partner probeerde er poëtisch over te doen: “Het is de geur van het echte leven.” Ik noem het liever een aanval op mijn neusholtes. Zelfs onze hond, normaal dol op viezigheid, draaide om met een blik van “nee bedankt, ik wacht wel in de tent.”
Melk rechtstreeks van de koe (echt letterlijk)
Boer Harms is een vriendelijke man met handen als broodjes beenham en een stem als grindpapier. Elke ochtend kwam hij met een aluminium melkkan vol verse melk aanzetten. “Net getapt van Bertha,” zei hij dan trots, wijzend op een zwart-wit gevaarte dat me aanstaarde met de indringende blik van iemand die je zojuist betrapt heeft op het drinken van haar lichaamsvocht.
Verse melk klinkt geweldig, tot je het daadwerkelijk drinkt. Het was… lauw. En er zat iets in. Ik weet niet wat. Misschien een haartje. Misschien iets wat dreef. Mijn partner zei nog optimistisch: “Dat is gewoon room, dat hoort zo!” Ik zei: “Dat drijvende spul keek me net aan.”
Eieren: verser dan vers
Wat dan weer wél een succes was, waren de eieren. Elke ochtend lagen er verse eieren in een rieten mandje bij het hek. Niet van die supermarktballen met een stempel erop, maar eieren in allerlei vormen en kleuren, inclusief de vingerafdruk van de kip. En ja, je proeft echt verschil.
Het gekke is: een ei bakken op een gammel campingstelletje is ineens een spirituele ervaring. Terwijl de zon opkomt, het gras nog nat is en de haan z’n negende solo van de ochtend inzet, eet je een gebakken ei dat vijf minuten geleden nog kip-intern bezit was. Dat is pas slow food. Of zoals mijn partner het noemde: “culinaire oervreugde.”
Het toiletgebouw: een ervaring op zich
Als je denkt dat het boerenleven een aaneenschakeling is van rust en eenvoud, dan heb je het toiletgebouw nog niet bezocht. Het is een soort betonnen bunker uit de Koude Oorlog, met een douche die óf lava spuwt óf de temperatuur van smeltend poolijs heeft. En altijd een spin. Altijd. Groot genoeg om als derde campinggast geregistreerd te worden.
Toch sta je daar dan. Met je plastic toilettas, je crocs, een half bevroren washandje en het besef dat dit dus ‘terug naar de natuur’ is.
Avondgeluiden en koeien als buren
’s Avonds keert de rust weder. De zon zakt traag weg achter de bomen, de lucht kleurt roze-oranje en op de achtergrond loeien de koeien een soort avondlied. Als je geluk hebt, hoor je ergens in de verte een uil. Als je pech hebt, hoor je nog steeds de haan. Die slaapt dus nooit.
We zitten voor onze tent met een glas wijn (uit pak, we blijven Nederlanders) en staren naar de sterren. Geen vliegtuigen, geen files, geen pushberichten van nu.nl. Alleen een kampvuurtje, geritsel in de bosjes (was het een egel? een vos? een geïrriteerde kip?) en het diepe besef dat dit boerenleven iets ongrijpbaars heeft.
Conclusie: zou ik het weer doen?
Laat ik eerlijk zijn. Ik heb gedoucht met spinnen, geslapen op een grondzeil dat voelde als schuurpapier, en ben minstens drie keer bijna onderuit gegaan op koeienvla. Maar… ik heb ook gelachen. Gehuild (van het lachen, meestal). En ik heb de meest pure eieren gegeten sinds mensen kippen houden.
De geur van stront went nooit. De haan verdient therapie. En melk moet gewoon uit de koelkast komen, niet uit een warm metalen vat dat ruikt naar koeienoksel. Maar toch — ik snap waarom mensen het doen.
Niet voor de rust, want die is er niet. Niet voor het comfort, want dat ontbreekt volledig. Maar voor het verhaal. Voor het avontuur. Voor het besef dat we in een wereld leven waar melkfabrieken ooit begonnen bij een zwarte koe met de naam Bertha en een boer met een kruiwagen vol gras.
En ergens — diep van binnen — weet je dan: dit was vakantie. Zelfs als je rug een week later nog protesteert.
Volgend jaar? Glamping. Mét haanfilter.
Ontdek meer van MAYONAISE
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.