white switch hub turned on
Photo by Pixabay on Pexels.com

De Gehackte Waarheid: Hoe het Internet Zijn Ziel Verloor aan Complotdenkers

Het internet begon ooit als een utopie. Een virtuele agora waar informatie vrij kon stromen, mensen elkaar konden vinden en kennis de macht zou decentraliseren. “Information wants to be free,” was het motto van cyberpunks en digitale pioniers. Maar dertig jaar later is het vrije internet een mijnenveld geworden. Een domein waar de waarheid niet langer op de eerste rij zit, maar moet schreeuwen vanaf het balkon — overstemd door algoritmisch versterkte waanzin. En in het bijzonder zijn het de sociale media die de rol van aanjager hebben overgenomen in deze sluipende desinformatie-epidemie.

In de krochten van Facebook-groepen, Telegram-kanalen en X (voorheen Twitter) woekert een virtueel virus. Geen biologisch virus zoals corona, maar een ideologisch virus: complotdenken. Van QAnon-aanhangers die geloven dat de wereld wordt bestuurd door een pedofiele elite, tot ‘soevereinen’ die zichzelf loszingen van de rechtsstaat, tot antivaxxers die Big Pharma aanwijzen als de duivel zelve — ze vinden elkaar online. Sterker nog: ze vinden elkaar sneller dan ooit tevoren. En dat is geen toeval, maar een systeemkeuze.

De rol van algoritmes: waar waarheid geen verdienmodel is

Socialenmediaplatforms zijn gebouwd op een simpele maar doeltreffende formule: maximaliseer de tijd die mensen op het platform doorbrengen. Meer tijd betekent meer advertenties, en meer advertenties betekent meer winst. Om die tijdsduur op te drijven, gebruiken platforms algoritmes die precies weten wat ons triggert: emotie, conflict, verontwaardiging. En wat roept meer emotie op dan een goed complot?

Waar het vroeger de redactie van een krant was die bepaalde welke verhalen de voorpagina haalden, is het nu een wiskundig model dat bepaalt welk bericht jij te zien krijgt. En dat model heeft geen moreel kompas. Het kent geen waarheid, alleen engagement. Dus krijgt de Facebook-gebruiker niet het wetenschappelijk onderbouwde artikel over vaccinveiligheid te zien, maar de video van een zelfverklaarde arts die zegt dat vaccins je DNA veranderen — omdat die video simpelweg vaker wordt gedeeld, geliket en becommentarieerd.

Van randgroep naar gemeenschap: de echo van het gelijk

Wat sociale media uniek maakt in de geschiedenis van massacommunicatie is dat ze mensen niet alleen informatie geven, maar ook gemeenschap. In het pre-digitale tijdperk kon een complotdenker zich nog eenzaam voelen. Nu vindt hij binnen enkele klikken een gemeenschap van gelijkgestemden. En zodra je in zo’n bubbel zit, versterkt die zichzelf. Je hoort alleen nog maar bevestiging van wat je al dacht. Twijfel verdwijnt. Radicalisering ligt op de loer.

Neem de coronacrisis als casus. Waar de pandemie aanvankelijk leidde tot solidariteit en gedeelde angst, ontstond er al snel een parallele werkelijkheid. Eén waarin het virus een leugen was, het vaccin een moordwapen en de overheid een totalitaire macht. Telegram groeide in korte tijd uit tot het digitale clubhuis van ‘vrije denkers’. Binnen de kortste keren ontstonden er mini-samenlevingen met eigen media, eigen helden en eigen vijandbeelden. De echte wereld raakte op de achtergrond.

Sluiproutes naar extremisme

Complotdenken is zelden onschuldig. Het begint met twijfels over een vaccin, maar eindigt bij antisemitische tropen over wereldwijde elites. En deze glijdende schaal wordt gefaciliteerd door de manier waarop platforms zijn opgebouwd. Iemand die op YouTube zoekt naar “bijwerkingen vaccin” krijgt in de zijlijn al snel aanbevelingen voor video’s over microchips, 5G-straling en uiteindelijk ‘de waarheid over 9/11’.

Het algoritme duwt gebruikers langzaam maar zeker richting extremere content. En als ze eenmaal ‘wakker’ zijn, sluiten ze zich aan bij groepen die niet alleen denken dat de overheid liegt, maar dat de overheid afgeschaft moet worden. Het ‘soeverein denken’, waarin mensen verklaren dat ze niet meer gebonden zijn aan Nederlandse wetten, is daar een voorbeeld van. Wat begint als een online theorie, mondt steeds vaker uit in daadwerkelijke actie: het negeren van belasting, bedreiging van politici of zelfs geweld.

Platformverantwoordelijkheid: te weinig, te laat

De grote techbedrijven hebben inmiddels ingezien dat ze een probleem hebben. Facebook belooft desinformatie te bestrijden, YouTube verwijdert bepaalde complotvideo’s, X zegt op te treden tegen haatzaaien. Maar het is vaak een kwestie van symptoombestrijding, niet van oorzaak wegnemen. Bovendien is moderatie in veel gevallen reactief. Pas als er een incident is — zoals de bestorming van het Capitool in januari 2021 — komen er maatregelen. Tot die tijd blijft alles toegestaan onder het mom van ‘vrije meningsuiting’.

Maar vrijheid van meningsuiting is niet hetzelfde als vrijheid van desinformatieverspreiding. En dat is waar de platforms in de fout gaan: ze verwarren neutraliteit met passiviteit. Door alles toe te staan, kiezen ze niet voor vrijheid, maar voor chaos. En daar profiteren vooral de mensen van die niets geven om de waarheid, maar alles om macht en aandacht.

Een toekomst in fragmenten

Hoe ziet de toekomst van het internet eruit als deze trend zich voortzet? We stevenen af op een versplinterd medialandschap waarin iedere groep haar eigen werkelijkheid heeft. Waarin consensus verdampt, en feiten optioneel worden. Het gevaar hiervan is niet abstract. Democratie is afhankelijk van gedeelde waarheden — over verkiezingsuitslagen, over wetten, over basale realiteit. Als die gedeelde waarheid verdwijnt, raakt ook het maatschappelijke contract uitgehold.

De ironie is dat het internet, dat ooit werd geprezen als dé manier om mensen te verbinden, ons nu verdeelt langs onzichtbare, digitale breuklijnen. We spreken elkaar nog wel, maar we verstaan elkaar niet meer. En dat komt niet omdat we dommer zijn geworden, maar omdat de infrastructuur waarop we met elkaar communiceren structureel is gecorrumpeerd.

Wat nu? De strijd om het publieke domein

Toch is het internet niet onherroepelijk verloren. Er zijn alternatieven. Decentrale platforms zonder algoritmische tijdlijnen, zoals Mastodon. Journalistieke initiatieven die actief factchecken en hun lezers betrekken bij bronnenonderzoek. Overheden die wetgeving maken die techbedrijven aansprakelijk stelt voor de schade die hun systemen aanrichten. Maar dat vraagt om politieke wil, technologische kennis en een publieke bewustwording die verder gaat dan ‘het is toch gewoon internet?’

We moeten het internet weer zien als een publiek domein — zoals een plein of een bibliotheek — waar regels gelden, waar respect wordt afgedwongen, en waar de waarheid niet afhankelijk is van clicks. Dat betekent investeren in digitale geletterdheid, in kritisch denken, en in een journalistiek die haar rol als poortwachter van de werkelijkheid terug pakt.

De vraag die rest

De centrale vraag is dus niet of we sociale media moeten verbieden, maar of we bereid zijn ze opnieuw vorm te geven. Willen we een internet dat ons slimmer maakt, of een internet dat onze angsten verkoopt aan de hoogste bieder? Willen we platforms die ons verbinden op basis van nieuwsgierigheid, of op basis van woede?

Het antwoord op die vraag ligt niet bij Silicon Valley alleen. Het ligt bij ons allemaal. In de keuzes die we maken, in de content die we delen, en in de platforms die we gebruiken. Want het internet is geen abstract monster. Het is een spiegel. En wat we daarin zien, is onze eigen verantwoordelijkheid.


Ontdek meer van MAYONAISE

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Laat een reactie achter

Reacties

Nog geen reacties. Waarom begin je de discussie niet?

Geef een reactie